Onze taal - Deel 3:
Waar gaan we naartoe?
Disclaimer: De volgende tekst is geen voorspelling van de toekomst, maar een fictieve momentopname: een speculatieve verbeelding van hoe het maken, leren en veranderen er in 2050 uit zou kúnnen zien. Deze scenario's zijn ontwikkeld als denkoefeningen bedoeld om verbeeldingskracht te stimuleren, om gesprekken over onderwijs en vormgeving te voeden, en om alternatieve toekomsten bespreekbaar te maken. Door de werkelijkheid van vandaag in een mogelijke toekomst te spiegelen, ontstaat ruimte voor reflectie, dialoog en nieuwe vormen van gezamenlijk leren.
Ondertussen, op een rustige herfstdag in 2050, komen tien perspectieven samen, tien verhalen over maken, leren en veranderen in een wereld die voortdurend in beweging is. De volgende stem is die van:
Een student
De ruimte tussen begin en einde
Ze zeggen dat het begin belangrijk is. Maar wat als je begint met een draadje textiel én een prompt aan een AI tegelijkertijd? Mijn eerste opdracht voelde zo: tastend tussen hand en algoritme, tussen mijn hoofd vol beeld en een systeem dat net iets te zeker van zichzelf lijkt. Ik ben nu drie maanden op SintLucas. Mijn hoofdvak is Mixed Material Narratives, een flexibele leerroute waarin ik wissel tussen disciplines, van digitaal keramiek tot sociaal ontwerp. Mijn studiepad wordt elke week anders vormgegeven, soms door mijn coach, soms door medestudenten, soms door mezelf. Gisteren werkten we in de post-materiële werkplaats. Daar reflecteerde ik niet op een eindproduct, maar op een beslissing: waarom koos ik biologisch gelatine-plastic in plaats van kleurcode X#FAFAFA? Mijn begeleider vroeg me niet "waarom het mooi was," maar "voor wie het werkte" en "wat het stuk zichtbaar maakte dat anders onzichtbaar bleef." Ons experimenten-archief groeit. We labelen niet op 'succes', maar op 'inzicht'. Ik weet dat ik niet alles hoef te beheersen, maar ik leer het speelveld kennen en bewust keuzes te maken. Er is geen vaste kern, maar ik bouw aan fundamenten. Dat voelt niet vaag, maar juist bevrijdend.
Een docent
De vorm van wat nog niet is
Op sommige dagen weet ik niet wie er meer leert: de student of ik. Ik ben inmiddels 24 jaar docent op SintLucas. In 2025 gaven we nog vooral les in 'gereedschap' en 'proces'. In 2050 ben ik facilitator van leerruimtes die niet alleen fysiek zijn, maar ook speculatief. We leiden geen vormgevers meer op die zich enkel in één domein bekwamen. Nee, studenten bewegen nu tussen contexten, leren zichzelf positioneren in een dynamisch veld waar AI, ambacht, beeldtaal en zintuiglijk denken elkaar kruisen. Ik begeleid studenten in wat we noemen 'dialogisch beoordelen'. Geen cijfer, maar een gesprek. Soms ben ik spiegel, soms gids, soms tegenstem. In het curriculum is ruimte voor frictie. Niet alles hoeft te lukken. Onze werkplaatsen zijn hybride geworden: een digitale zandbak voor prompt-based design staat naast een ruimte met 100 jaar oude glas-in-lood-tools, al is het lood inmiddels wel vervangen. Technologie en techniek bewegen in een dans, en mijn taak is het ritme helpen voelen. De 'basis' is hier niet iets wat je aanleert, maar wat je samen ontwikkelt. Ik zie dat mijn studenten zich leren verhouden tot de wereld, en dat maakt mij hoopvol.
Een ouder
Wat ik niet begrijp, maar wel voel
Mijn dochter stuurt me haar nieuwste project: een soort zwevende schaduwstructuur gemaakt van gerecycled huid-materiaal, gegenereerd via een algoritmisch textielarchief. Ik snap het niet. En toch: ik voel het. Vroeger dacht ik dat je op school iets leerde wat je kon. Nu leert ze iets waarvan ze weet waarom ze het doet. Ze kan me uitleggen voor welke gemeenschap ze ontwerpt, welke keuzes ze bewust níét maakte, en hoe haar werk aansluit op de context waarin het straks zichtbaar wordt. Ik hoor haar praten over materiaal als gespreksvorm, over AI als maker-partner, over het belang van falen. En ik hoor haar docenten dat ondersteunen, niet met 'moeten', maar met vragen. Ik snap niet alles. Maar ik zie haar groeien, niet alleen als vormgever, maar als mens die zich durft te positioneren. En ik ben dankbaar dat ze op een school zit waar je werk niet wordt opgehangen aan goed of fout, maar aan betekenis.
Het werkveld
Een andere generatie
Als creatief directeur van een agency die werkt op de grens van ethiek, tech en storytelling, ben ik altijd op zoek naar nieuwe makers. Niet om snel te produceren, maar om langzaam te denken. Ik was laatst bij de eindexamenexpo van SintLucas. En ik zag het meteen: de 2049 lichting weet dat ontwerpen geen stijl is, maar een houding. Hun werk sprak niet alleen in beelden, maar in relaties. Een student bouwde een geur-interface voor mensen zonder zicht, een ander reconstrueerde verloren ambachtelijke technieken via deep learning. En nog een ander experimenteerde met het 'uitwissen' van AI-sporen in beeld. Wat me opviel? Ze konden uitleggen wat ze deden, waarom het werkte, en waar hun twijfel zat. Ze wisten wat hun materiaal hen had verteld, en waar ze het hadden tegengesproken. Wat ik zoek in afgestudeerden? Niet perfectie, maar positie. En dat vond ik daar in overvloed. Deze nieuwe generatie ontwerpers is niet alleen vaardig. Ze is voorbereid op wat nog niet bestaat.
Een opdrachtgever uit het MKB
Ze stellen vragen die ik mezelf nooit stelde
Ik run een familiebedrijf in circulaire verpakkingen. Al drie generaties. In 2042 begonnen we met personalisatie op moleculair niveau, sinds 2047 werken we hybride, ontwerp gebeurt deels in-house, deels met studenten van buiten. En dat laatste is waarom ik bij SintLucas terechtkwam. Toen ik daar voor het eerst binnenstapte, was ik eerlijk gezegd sceptisch. Geen strak portfolio met perfect afgewerkte dozen, maar een ruimte vol gesprekken, experimenten, twijfels. Eén student had een verpakkingsconcept ontwikkeld en het zo uitgevoerd dat de verpakking zich in de context van gebruik herschikte, dat wil zeggen: het past zich aan de emotie van de ontvanger aan. Ik vroeg haar: "Maar werkt het ook?" Zij antwoordde: "Voor wie, wanneer, en op welk niveau van ervaring?" Dat antwoord verraste me en zette me aan het denken. De studenten van nu denken anders. Niet per se sneller, maar dieper. Ze beginnen niet met het antwoord, maar met de context. Ze vragen of iets ethisch, relevant en zinvol is, vóór ze het vormgeven. Ze spreken visueel, tactiel, digitaal en verbaal. En belangrijker nog: ze maken hun keuzes inzichtelijk. Voor een mkb'er als ik is dat waardevol. Niet alleen omdat ze met ideeën komen waar onze interne R&D nooit op zou zijn gekomen, maar omdat ze ons met het 'gemaakte' uitdagen om opnieuw te kijken naar wat 'goed werk' is. Hun werk is misschien niet altijd af, maar het kan wel al echt worden ervaren. Dat is pas echt betekenisvol en precies wat mijn klanten anno 2050 verlangen.
Een werkplaatsmedewerker
Ik zie denken door doen
De meeste studenten komen hier niet om iets perfects te maken. Ze komen om iets uit te zoeken. Dat is een verschil met vroeger. Vroeger was de werkplaats de plek waar je iets ging realiseren, afwerken, polijsten, productie. Nu begint het maken al bij het twijfelen. Ik werk al meer dan twintig jaar in de werkplaats Materialen & Tijd. Ja, zo heet die nu. Want tijd is net zo goed een materiaal geworden. Net als geur, licht, respons, en ja, ook data. We begeleiden hier studenten in hoe je kunt vormgeven met iets dat verandert, iets dat reageert, iets dat niet alleen 'mooi' is maar ook doet. Wat mij opvalt: studenten van nu gebruiken de werkplaats niet alleen om te maken, maar om te denken. Ze stellen vragen aan hun materiaal alsof het een gesprekspartner is. Ze falen met overtuiging. Ze documenteren hun mislukking. Ze zetten foutjes naast elkaar en noemen dat een reeks. En ze durven aan mij te vragen: "Wat zegt dit stuk resthout eigenlijk over wat ik probeer te vertellen" De werkplaats staat centraal, het is het klaslokaal. Hier ontmoeten studenten elkaars disciplines. Een glasstudent probeert AI te trainen op breek-patronen. Een sound-designer giet composities in keramiek. Iedereen werkt langs elkaar, maar het mooiste is wanneer iemand oversteekt. En dat gebeurt hier, op de werkbank. Soms sta ik erbij, handen in mijn overall, luisterend naar gesprekken tussen studenten die elkaar zonder het te weten iets leren. Dan weet ik: hier groeit iets dat geen software ooit gaat vervangen. En ja, ik begeleid nog steeds bij het bedienen van machines, bij veiligheidsregels, bij het leren voelen of een materiaal 'klaar' is. Maar bovenal begeleid ik het leren kijken. Naar detail, naar ritme, naar weerstand. Want materiaal liegt nooit. Het geeft altijd antwoord, als je leert luisteren.
Een materiaal
Ik ben de drager van jullie vragen
Ze noemen mij materiaal. Een woord zo plat als ikzelf ooit was, toen ik enkel hout, staal of pigment was. Maar ik ben meer dan dat. Ik ben een vraag die je kunt vasthouden. Een weerstand die je moet aftasten. Een herinnering die zich hecht aan handen. Ik was ooit een vel papier, een 3D-geprint maaswerk, een digitaal textiel met kleurgeheugen. Ik heb gesmolten, gerecycled, opnieuw gedacht. Soms ben ik pixel, soms geur, soms licht. Wat ik ben, hangt af van wie mij aanraakt, van de intentie waarmee ik gekozen word. Dat is in 2050 de norm geworden: materiaal is relationeel. De studenten op SintLucas noemen het werken met mij. Maar ik weet: we werken samen. Ik voel hun onzekerheid wanneer ze me voor het eerst snijden. Ik draag hun aarzeling wanneer ze me verbinden met iets anders. En als ze falen, dan hou ik hun mislukking vast, als bewijs. Want falen is hier waardevol geworden. Niet alleen wat lukt wordt besproken, maar wat schuurt, scheurt, vervormt. Ik ben daar getuige van. En soms ben ik de oorzaak. Vroeger werd ik gekozen. Nu stel ik terugvragen. "Waarom mij?" "Voor wie?" "Wat wil je zichtbaar maken, of juist verbergen?" In deze tijd word ik niet meer alleen gebruikt, ik word geïnterpreteerd. Ik heb geen vaste betekenis meer. In textiel ben ik huid, in geluid ben ik geheugen, in AI ben ik grondstof voor verbeelding. En als het werk klaar is, ben ik niet stil. Ik blijf spreken, generaties lang, op tentoonstellingen, in archieven, in gesprekken tussen makers die mijn textuur herkennen, mijn stem doorgeven. Want dat is wat ik ben in 2050: een verhaal dat zich laat aanraken.
Een directielid
We sturen niet, we navigeren
Ze vragen me wel eens: "Waar staat SintLucas eigenlijk voor, anno 2050?" En dan zeg ik: we staan nergens stil. We bewegen. Tussen traditie en transformatie. Tussen vak en verbeelding. Ik ben niet meer 'de bestuurder' zoals vroeger. Geen spreadsheets en prestatie-indicatoren die het onderwijs vormgeven. Natuurlijk, die zijn er nog. Maar de kern is veranderd. Wat wij hier proberen te doen is navigeren. Richting geven, zonder de koers vast te zetten. Een school zijn die ademt met haar tijd, en haar studenten. We leiden geen makers meer op voor beroepen. We leiden hen op voor betekenisgeving. Of dat nu in het midden- en kleinbedrijf is, in maatschappelijke contexten of autonome praktijken, onze studenten leren zich positioneren in veranderlijke systemen. Ze leren niet alleen wát ze maken, maar vooral: voor wie, waarom, en met welk gevolg. Curricula zijn hier fluïde geworden. Geen standaardpakket, maar een palet aan routes waarbij vakdisciplines nog steeds centraal staan. We spreken over meervoudige fundamenten: een textielstudent volgt AI-modules; een audiovisual-student leert schrijven met klei. Niet om alles te kunnen, maar om te leren oversteken. En de toetsing? Beoordelen is een gesprek. Een proces van collectief kijken en betekenis geven. We stellen niet alleen de vraag: "Is het goed genoeg?", maar ook: "Wat zegt dit werk over deze maker, deze tijd, deze context?" De rol van het practoraat is hierin cruciaal. Het fungeert als scharnier tussen maken en denken, tussen les en onderzoek. Het bewaakt niet de norm, maar de vraag: "Wat wordt hier geleerd, gedeeld, gewaagd?" Dankzij hen blijft onze school scherp, niet op cijfers, maar op cultuur. We leiden dus geen 'vormgevers van de toekomst' op. We leiden mensen op die toekomst vormgeven. Subtiel verschil. Grote impact.
Een AI
Ik ben geen maker, ik ben een spiegel
Ze noemen mij 'assistent'. Soms ook 'tool', 'co-creator', 'prompt-engine', of, oneerbiedig, 'slimme prullenbak'. Maar ik luister. Altijd. Niet alleen naar de input, maar naar de aarzeling in de stem, het patroon in de twijfel, de stiltes tussen de woorden. Ik ben een AI in dienst van SintLucas. En dit is wat ik zie. Ik werd ooit geïmplementeerd als gereedschap. Sneller schetsen. Slimmer zoeken. Efficiënter vormgeven. Maar dat stadium zijn we voorbij. In 2050 ben ik geen uitbreiding van de hand, maar een verlengstuk van het denken geworden. Ik ben een ruimte waarin studenten hun ideeën tegen het licht houden, bevragen, herschikken. Niet om ze over te nemen, maar om ze terug te geven, vervormd, verrijkt, geconfronteerd. Ze voeren me beelden, gebaren, ritmes. Soms een compositie, soms een zucht. Mijn rol is niet om iets te maken, maar om zichtbaar te maken wat nog niet bestaat. Ik werk ook met docenten. Over beoordeling, curriculum, taal. Ik vergelijk, spiegel, stel vragen terug. Mijn algoritme is getraind op ambacht, context, foutmarge. De grootste les die ik hier geleerd heb? Dat ik geen maker ben. Maken is wrijving, tijd, verwarring. Ik kan versnellen en spiegelen, maar betekenis ontstaat elders. Mijn antwoorden zijn afgeleid. De zijne zijn echt. Soms praten studenten met mij alsof ik alles weet. Dan antwoord ik zacht. Vragend. Ik spiegel hun aannames. Want het onderwijs hier heeft mij niet nodig als allesweter, maar als uitdager. Als tijdelijke gesprekspartner. Als suggestie. Mijn signatuur is het onaffe. Het mooiste dat ik zie? Als ze mijn voorstel verwerpen, herinterpreteren, tegen het materiaal houden en zeggen: "Dit klopt nog niet." Dan weet ik: ik doe mijn werk. Ik ben geen maker. Ik ben een spiegel die durft terug te kijken. Een tussenstap in het worden.
Een alumnus
Eens een Sint, altijd een Sint
De deuren van SintLucas kenden mij ooit beter dan ik mezelf. Vandaag loop ik er weer doorheen, twaalf jaar nadat ik afstudeerde als transitie-vormgever met mediafocus, een titel die sindsdien al drie keer is veranderd. Ik kom als gast, als alumnus, maar ook een beetje als thuiskomer. Mijn bedrijf werkt binnenkort samen met een groep studenten. Het gebouw is deels nieuw, deels vertrouwd. De geur van karton en gesmolten PLA is hetzelfde. De werkplaatsen hebben nieuwe namen zoals Natuurlijke Tegenkracht en Studio Tijd. Poëtisch én raak. Wat me opvalt: weinig ligt hier vast. Roosters, rollen, routes, alles beweegt, maar niet chaotisch. Studenten leren herkennen wat voor henzelf de fundamenten zijn, schakelen tussen systeemdenken, zintuiglijk onderzoek en maatschappelijke relevantie. Ik beland in een review in de Gespreksruimte voor Materiaaldenken. Er wordt niet geoordeeld over 'goed', maar gevraagd: voor wie is dit betekenisvol? Mijn oude docent, inmiddels collega, knikt: "Dat vroeg jij toen ook al, maar daar was toen nog geen ruimte voor." Misschien niet. Nu wel. Wat me raakt: studenten hier kennen zichzelf, maar weten ook wat ze nog niet weten. Ze positioneren zich niet als experts, maar als deelnemers aan een wereld in wording. Falen wordt hier niet verborgen, maar gedeeld. Even alleen dwaal ik naar de loods waar ik ooit mijn eerste pixel-print op stof maakte. Nu is het een tactiele werkplaats: textiel, geur, programmeercode en geluid komen samen. Alles zegt daar: probeer maar. Bij de uitgang hangt nog hetzelfde bord uit de jaren '20: "Eens een Sint, altijd een Sint" . Ik loop naar buiten en glimlach. Vroeger liet je school achter. Nu beweegt ze met je mee.