Onze taal - Deel 1:
Waar komen we vandaan?
Dit eerste deel van de '3-luik' geeft beeld bij waar we als onderwijsgemeenschap vandaan komen, welke ervaringen ons gevormd hebben, en welke overtuigingen ons werk vandaag de dag nog steeds voeden.
Wat betekent vorm eigenlijk binnen SintLucas? Waaruit bestaat vorm, en hoe geef je woorden aan het proces van vormgeven? Welke rol speelt taal in hoe we maken en begrijpen? En bestaat er zoiets als dé vormtaal van SintLucas, of juist een verzameling vormtalen — even divers als de mensen die er werken en leren?
Om op deze vragen antwoorden te vinden, interviewden we tussen maart en oktober 2023 vierentwintig docenten van SintLucas. We vroegen hen (1) naar hun eerste (onbewuste) herinnering aan vormgeving, (2) hoe en waar ze bewust leerden (over) vormgeven, en (3), wat ze uit dat eigen leerproces vandaag de dag nog steeds doorgeven aan hun studenten.
Op basis van de gesprekken met de docenten ontwikkelden we vierentwintig zogenoemde profielschetsen. Deze zijn bewust geanonimiseerd en verhalend vormgegeven, als onderdeel van een kwalitatieve, reflectieve onderzoeksmethode. Door te kiezen voor een persoonlijke, maar niet persoonsgebonden benadering, ontstaat ruimte voor herkenning en identificatie. De anonimiteit maakt het mogelijk om individuele ervaringen te overstijgen en onderliggende patronen, waarden en overtuigingen binnen het onderwijs zichtbaar te maken.
In tegenstelling tot persona's — die in ontwerp- en onderzoekspraktijken vaak worden ingezet als fictieve representaties van doelgroepen, gebaseerd op data en bedoeld voor functionele analyse en ontwerpbeslissingen — zijn deze profielschetsen juist geworteld in echte gesprekken en geleefde ervaringen. Ze abstraheren niet, maar maken de complexiteit, twijfel en passie van individuele leer- en maakpraktijken invoelbaar. Niet als model, maar als bron voor gedeeld begrip (Deel 2) en toekomstige richting (Deel 3).
Gezamenlijk vormen de profielschetsen zo een veelstemmig portret van wat vormgeven binnen SintLucas kan betekenen — niet als vastomlijnd begrip, maar als levende praktijk in voortdurende ontwikkeling.
Profielschetsen
1. De praktijk als eerste leermeester
Haar vertrekpunt is de glastuinbouw, een wereld waarin licht, ruimte en ritme vorm kregen tussen het glas, de tomaten en komkommers, in de kassen van haar vaders bedrijf. Met vier kinderen thuis werkte iedereen mee. Het was vanzelfsprekend: 's ochtends naar de kassen, aan het werk. Na de middelbare school wilde ze niet studeren, maar vooral dóén. Toevallig rolde ze een atelier binnen waar gewerkt werd met keramiek, zeefdruk én glas. Daar begon haar echte leerweg, niet vanuit boeken, maar met haar handen. Door te maken, te kijken, te herhalen. Gaandeweg ontdekte ze iets belangrijks: vormen zijn niet willekeurig, maar bouwen voort op wat al bestaat. Stromingen, trends, structuren, als jonge maker had ze dat nog niet door, maar met de jaren begon ze patronen te herkennen. Vormen zijn op elkaar gebaseerd en er liggen grondbeginselen onder. Haar opleiding tot grafisch vormgever heeft die ontwikkeling versterkt. Ze leerde daar niet alleen technieken en taal, maar ook om met afstand te kijken, verbanden te leggen en keuzes bewust te maken. Het besef dat leren zien tijd kost, vormt nog altijd de kern van haar onderwijspraktijk. Niet door uitsluitend theorie over te dragen, maar door studenten te laten doen, vergelijken en terugkijken. Eerst op de Eindhovense School, nu in het Glas Atelier in Boxtel.
2. Ontwerpen tussen mens en massa
Als kind haalde hij televisies uit elkaar om te ontdekken hoe ze in elkaar zaten. Niet uit baldadigheid, maar uit fascinatie: hoe zijn dingen gemaakt? Die nieuwsgierigheid naar structuur, techniek en systemen bracht hem naar de studie Product Design in Zwolle en later naar de Design Academy, waar hij korte tijd werkte als instructeur. Zijn loopbaan leidde hem via een functie bij Apple, waar de focus verschoof van producten naar gedrag, naar het onderwijs, waar hij studenten begeleidt in het vormgeven van ideeën én zichzelf. Tijdens zijn studie was hij ook internationaal buschauffeur. Onderweg zijn, mensen ontmoeten, schakelen tussen werelden - dat is nog steeds een belangrijk onderdeel van hoe hij denkt over vormgeving. Voor hem is ontwerpen niet alleen een kwestie van vorm of techniek, maar ook van inleven, vertragen, goed kijken, schuren, ruimte maken voor zintuiglijke ervaring in een wereld die steeds snellere oplossingen zoekt. Juist door met studenten het proces te vertragen, ontstaat volgens hem bewustwording: waarom doen we wat we doen, en voor wie?
3. Van metselaar tot betekenisgever
Zijn eerste bewuste ontmoeting met vormgeving kwam pas rond zijn achttiende, toen hij begon op de grafische school. Daar ontdekte hij dat je met vormgeving iets kunt laten zien, iets kunt veranderen. Een boodschap overbrengen, iemand raken, een verhaal vertellen, dát was nieuw. Daarvoor had hij wel gebouwd, letterlijk: als metselaar werkte hij met stenen, verbanden, structuren. Ook daar zat vorm in, maar die was functioneel, onbewust, ingegeven door het werk dat hem werd aangereikt. Pas later besefte hij dat vormgeving niet alleen draait om structuur, maar ook om gevoel. Dat je keuzes maakt die een ander kunnen beïnvloeden, dat stijl een boodschap draagt. Die bewustwording, dat je mensen kunt meenemen, iets kunt laten ervaren via vorm, vormt nu de kern van zijn onderwijs.
4. Van theedoosje tot werktekening
Tijdens de biologieles op de middelbare school tekende hij liever een kikker mooi na dan dat hij zich verdiepte in het amfibie zelf. Zijn eerste bewuste kennismaking met vormgeving volgde niet lang daarna, tijdens een groepsopdracht: ontwerp een verpakking voor oplosthee. Hij dacht na over kleur en smaak, maar was technisch nog volledig "bleu." Toen het ontwerp van de labels voor de theezakjes eenmaal werd geprint, bleek de verhouding totaal niet te kloppen met wat hij op het scherm had gezien. Op het Grafisch Lyceum leerde hij het vak grondiger kennen. Vooral de werktekening scherpte zijn blik: niet als droog technisch document, maar als communicatiemiddel. Hoe breng je met zo min mogelijk visuele elementen de juiste informatie over aan de techneut die het moet bouwen? Hij begint zelden volledig blanco. Analyse vormt zijn startpunt. Van daaruit maakt hij een plan, dat houvast biedt. In zijn werk als ontwerper binnen de toegepaste kunst is het gesprek met de opdrachtgever cruciaal, dit leert Daarin zoekt hij naar de essentie: wat wil je overbrengen, en waarom? Pas dan begint de vormgeving. Niet willekeurig, maar doordacht. En als hij er even niet uitkomt? Dan vraagt hij gewoon om hulp.
5. Vorm als aandacht
Haar eerste herinnering aan vormgeving stamt uit het prehistorisch dorp, waar ze als zesjarige gefascineerd toekeek hoe gereedschappen werden gemaakt. Door de toevoeging van grafische tekeningen werd een eenvoudige houten lepel met behulp van tijd en aandacht omgevormd tot iets meer dan gebruiksvoorwerp. Het vormgeven werd een esthetische toevoeging aan het functionele Later, op de kunstacademie, ervoer ze hoe nadruk op het proces het eindresultaat soms uit het zicht deed verdwijnen. Ze zag hoe studenten werk maakten en daar achteraf een verhaal bij bedachten. Die ervaring heeft haar alert gemaakt op het belang van bewust ontwerpen: met helderheid over keuzes, over het waarom van elke stap. In haar onderwijs vandaag benoemt ze dat nadrukkelijk. Elke stap in een proces kan worden benoemd, maar elk woord waarmee je iets duidt, sluit ook iets anders uit. Vormgeven is voor haar het aanleren van keuzes: weten waarom je iets doet, én welke andere richtingen je daarmee niet kiest.
6. De vonk van vorm
De eerste vonk sloeg over toen hij als dertienjarige een videoclip van de Gorillaz zag op TMF. Een wereld van animatie, muziek en beeld kwam voorbij, gelaagd, verhalend, groter dan woorden. Het was het moment waarop hij besefte: beelden kunnen spreken, vorm kan werelden oproepen. Tot dan tekende hij vooral voor zichzelf, samen met zijn vader, die grafstenen ontwierp maar liever alles daaromheen tekende, bloemen, bomen, landschappen. Hij begon met flipboekjes, maakte zijn eerste animaties in PowerPoint, en kwam op aanraden van zijn vader bij SintLucas terecht. Daarna volgde SintJoost, waar hij zich verder verdiepte in animatie, maar ook de ruimte introk: installaties, vormgeving voorbij het scherm. Het was wennen aan de kunstzinnige toon, maar het verruimde zijn blik. Inmiddels doceert hij zelf. Hij leert zijn studenten dat de basis altijd blijft: een schets is een schets, of je die nu op papier maakt of op een iPad of een Cintiq. De techniek verandert, maar het denken in vorm, in verhaal, in verbeelding blijft. Iedereen begint ergens, zegt hij. En het begint vaak klein, zoals met een flipboekje in zijn ouderlijk huis.
7. Vormgeven vanuit het persoonlijke
Op de basisschool begon het met perspectieftekeningen van interieuren. Ze keek naar interieurprogramma's op TV, en tekende tal van slaapkamers tot in detail. Al jong werd vormgeving hierdoor iets vanzelfsprekends, iets om mee bezig te zijn. Via SintLucas kwam ze op de Design Academy en Sint Joost terecht. Vooral door de intensieve, persoonlijke gesprekken op de academie ontwikkelde ze zich. Daar leerde ze hoe belangrijk het is om feedback te geven op het werk zélf, op wat de student maakt en laat zien, niet door algemene kennis over te dragen. Die werkwijze past ze nog steeds toe als docent. Ze gelooft in het aanspreken van de unieke kwaliteiten van een student, in het begeleiden van het persoonlijke proces. Tegelijkertijd vraagt ze zich hardop af of het sterk persoonsgerichte onderwijs niet ten koste gaat van de verdieping in het vak zelf. Zien wie je bent is belangrijk, zegt ze. Maar ook: hoe ver kun je daarmee komen in vormgeving? Ze zoekt naar de balans, tussen wie de student is, en wat ze kunnen.
8. Van zink tot scenografie
Haar eerste herinnering aan vormgeving begint in de werkplaats van haar vader, een loodgieter met een bedrijf aan huis. In de bijbehorende werkplaats, tussen de zinkplaten, zetbanken en walsen ontdekte ze op jonge leeftijd al de mogelijkheden van materiaal. Met reststukken zink experimenteerde ze en maakte zij vormen, niet met een doel voor ogen, maar met een scherp oog voor wat er gebeurde als je iets walst, buigt of zet. Ze kwam naar SintLucas om te tekenen, als echte tekenaar vond ze haar kracht in het illustratieve. Maar juist daar ontdekte ze ook de liefde voor het ruimtelijke. Bij een relatief nieuwe lerarenopleiding kreeg ze de kans om mee te bouwen aan het onderwijs zelf, in een omgeving die creativiteit en autonomie aanmoedigde. Die tijd noemt ze "een toptijd", niet alleen door de vrijheid, maar ook door de ontdekking dat vormgeving veel meer kon zijn dan een tekening op papier. Tot op de dag van vandaag gelooft ze heilig in het tactiele. Vormgeving begint voor haar bij het materiaal en bij de vormtaal die daaruit voortkomt. In haar lespraktijk stimuleert ze studenten niet alleen in techniek, maar juist in het leren kijken naar verhouding, kijkrichting, de aandacht van een publiek. Wat doet een compositie in een decor of op een stage? Waar wil je dat het oog naartoe beweegt? Deze vormtaal beheerst ze nog steeds net een beetje beter dan haar studenten.
9. Van kartonnen bed tot co-ontwerper
Haar eerste herinnering aan vormgeven speelt zich af in de woonkamer, waar ze als kind een tekening van Bugs Bunny tot leven wilde brengen. Bugs hoorde in bed te liggen, vond ze, en dus begon ze aan de bouw van een ziekenhuisbed, uit karton, met pootjes en wieltjes, uitgedacht en geknutseld zonder technische handleiding, puur vanuit verbeelding. Het bed wankelde misschien, maar het idee stond stevig. Inmiddels is het verhaal achter de vorm voor haar minstens zo belangrijk als de vorm zelf. Wat wil je vertellen, en waarom? Die vraag vormt het kompas in haar werk, net als de noodzaak om te reflecteren. Niet als sluitstuk, maar als onderdeel van het proces. Ook zij betrapt zichzelf er soms op te snel vooruit te willen, en weet dan: stap terug. Herijken. Ze heeft geleerd dat de eerste oplossing zelden de beste is. Itereren, variëren, proberen. Haar ontwerpbenadering kenmerkt zich door het bewust inzetten van divergent en convergent denken, het bekende 'double diamond'-model, al benoemt ze het zelden zo in de les. Wat zij vooral belangrijk vindt, is dat ontwerpen niet iets is wat je alleen doet. Voor haar is co-creatie een vanzelfsprekendheid: "Ik zit niet in mijn eentje in een studio de wereld te verzinnen."
10. Van vingerverf tot bedrukt textiel
Zijn allereerste herinnering aan vormgeven? Die ligt waarschijnlijk bij de vingerverf op de basisschool. Daarna kwamen de dino's, eindeloze tekeningen van alles wat hem fascineerde en al iets voorstelde. Op de grafische school, waar hij op zijn 17e al begon en later zelf lesgaf, leerde hij de ambachtelijke kant van vormgeving kennen. Toch trok het werkveld hem sterker dan de schoolbanken. In de praktijk ontwikkelde hij zijn eigen leerroute: vier dagen werken, één dag school, en daarnaast een schuur vol zeefdrukspullen. Met een vriend ontwierp en drukte hij posters en T-shirts voor kroegen, festivals en bandjes. Het zeefdrukken werd een passie én een lespraktijk. Hij gaf het jarenlang, tot de ruimte en middelen in het nieuwe schoolgebouw daar niet meer toereikend voor waren. "Te weinig vierkante meters, te veel chemicaliën, het vergt echt ruimte en investering om het erin te houden."
11. Tussen knoppen, contrast en karakter
Zijn eerste herinnering aan vormgeving begint thuis, bij een zelfgemaakte machine van zijn vader. Een houten console, vol knoppen die lampjes deden branden of belletjes deden rinkelen. Speelgoed, maar ook een stille les. De plaats van de knop, de uitlijning met de ander, "Iemand heeft hierover nagedacht," realiseerde hij zich. Dat inzicht groeide autodidactisch. Wat hij niet op school vond, zocht en leerde hij zelf. Animatie, vormgeven, door het te doen, maakte hij het eigen. In zijn praktijk als zelfstandige leerde hij door. Nu, als docent, geeft hij les vanuit een persoonlijke visie. Hij gelooft in basisvaardigheden zoals die ook in het KD worden benoemd, basisprincipes zoals die bijvoorbeeld over kleur bestaan, maar ook dat die alleen maar werken als iedereen hier "op zijn eigen manier" over vertelt.
12. Vormgeving als tweede taal
Zijn eerste ontmoeting met vormgeving vond niet plaats op een academie maar aan de vergadertafel van een internetbedrijf. Als pas afgestudeerd econoom begon hij daar als manager marketing en business development. Webdesign stond plots volop in de belangstelling. Wat eerst technisch leek, bleek al snel iets visueels, gevoeligs: kleurgebruik, knopgrootte, typografie, en, tot zijn eigen verrassing, ook emotie. Hij had geen creatieve opleiding, maar des te meer nieuwsgierigheid. Om mee te kunnen praten én meebeslissen, dook hij in de taal van vormgeving. Hij las, experimenteerde, testte, faalde en leerde. "Als ik iets moet verkopen, moet ik het begrijpen," zegt hij nu. Compositie werd zijn fundament: hoe orden je? Wat krijgt voorrang? Waar stuur je de blik naartoe? En hoe beïnvloed je een gebruiker zonder dat die het merkt? Diezelfde nieuwsgierigheid probeert hij nu over te dragen op zijn studenten. Sommigen verlangen houvast: eerst de regels, dan pas loslaten. Anderen zoeken juist vrijheid: eerst ervaren, dan pas begrijpen. Voor hem is er geen vaste route, behalve misschien deze: durven inleven, uitleven, omarmen. Vormgeven begint met nieuwsgierigheid. Dat zou zomaar een regel kunnen zijn.
13. Vorm als klankbord
Zijn eerste herinnering aan vormgeving ligt niet in papier, potlood of pixel, maar in klank. Al op driejarige leeftijd wist hij dat hij viool wilde spelen. Niet omdat dat hem werd aangereikt, maar omdat het verlangen er al was - intuïtief, krachtig, onverklaarbaar. Het ging hem om het muziek maken, om het uitdrukken van gevoel, maar ook om de vorm van het instrument zelf: de rondingen, de glans, de spanning in het hout. Vorm en klank waren voor hem vanaf het begin één ervaring. Vormgeving leerde hij niet als iets losstaand, maar als iets wat zich verweeft met andere disciplines. Het was nooit puur visueel. Geluid, beweging, materiaal en expressie horen voor hem samen. Vorm was iets dat je kon horen, voelen, spelen, niet alleen zien. In zijn onderwijs komt die gevoeligheid voor vorm als ervaring terug. Hij daagt studenten uit om te kijken én te luisteren, om vorm niet alleen te beschouwen als oplossing, maar als vraag, als uitnodiging. Want voor hem is vormgeving niet het eindproduct, maar de resonantie die het veroorzaakt. Wat raakt het aan? Wat blijft hangen? Hij leert studenten dat vorm pas betekenis krijgt in de ontmoeting, net zoals een muziekstuk pas leeft wanneer het gespeeld wordt. Dat maakt hem een docent die vormgeving niet onderwijst als vak, maar als manier van afstemmen. Op materiaal, op context, op elkaar.
14. Van poppenkleertjes tot beeldtaal
Haar eerste herinnering aan vormgeving begint thuis, aan de keukentafel, tussen naald en draad. Haar moeder was hobbycoupeuse en handwerkjuf op de lagere school, haar oma coupeuse van beroep. Zelf begon ze met het maken van poppenkleertjes: kleuren kiezen, stoffen combineren, ideeën bespreken met haar moeder die ze dan tot leven bracht op de naaimachine. "Ik weet nog dat ik als kind een kostuum wilde maken voor carnaval, een soort industriële revolutievrouw, met een hoed en linten. Daar had ik een schets van gemaakt, en dat heb ik helemaal zelf uitgewerkt." Die vroege ervaringen met het zelf maken, niet vanuit design, maar vanuit verbeelding en materiaalgevoel, legden de basis voor haar latere ontwikkeling. Ze werd stilist. Geen maker die werkt vanuit een volledig blanco canvas, maar een verzamelaar van bestaande beelden, contexten en sferen. In haar onderwijs brengt ze deze gevoeligheid voor het bestaande over. Ze stimuleert studenten om niet altijd iets radicaal nieuws te willen scheppen, maar juist om te kijken naar wat er al is, en dat te herschikken, aan te voelen, te verbeelden. Vormgeven is voor haar een vorm van associatief denken, van intuïtief combineren. Geen abstract proces, maar iets tastbaars, praktisch, ontstaan uit de hand, net zoals toen, aan de keukentafel.
15. Wandelen als oorsprong van vormgevoel
Ze weet niet meer precies hoe oud ze was, maar haar eerste herinneringen aan vormgeving zijn verbonden aan de ochtendwandelingen met haar ouders. Haar vader was architect, haar moeder binnenhuisarchitecte, in huis, in de tuin en onderweg werd voortdurend gepraat over vormen, kleuren, texturen en structuren. Of het nu ging om een raampartij in een wijk, een aanbouw aan een kapel, of een patroon in een boomschors: alles was aanleiding voor observatie en betekenis. "Ze legden meteen de link met de natuur. Geuren, kleuren, vormen. Eigenlijk ben ik daar in mijn werk nu nog steeds mee bezig" Vormgeving leerde ze vooral intuïtief aan, als een soort tweede taal die ze ongemerkt oppikte. Pas op de academie werd het bewust: daar werd klassiek en ambachtelijk gewerkt met technieken en materialen. Toch bleef ze vooral een gevoelsmatige maker. "Het is lastig uit te leggen hoe het precies werkt, het komt vaak van binnenuit." In haar onderwijs combineert ze die gevoeligheid voor natuurlijke vormen met een scherp oog voor detail en materiaal. Ze laat studenten zien hoe vormgeving overal is, in een tak, een schaduw, een plattegrond, en hoe je als maker leert kijken, benoemen, en opnieuw betekenis geven.
16. De betekenis van vorm
Haar fascinatie voor vormgeving begon op dertienjarige leeftijd, tijdens een tekenles waarin ze een potje met schilderpasta naschilderde. Wat begon als een simpele opdracht, veranderde in een ontdekking: met kleur, water en schaal kon ze niet alleen het potje veranderen, maar ook de hele betekenis van het beeld. Het was haar eerste bewuste ervaring van hoe vorm iets kan doen, hoe het iets realistisch of juist abstracts kan worden, en hoe materiaaluitdrukking en context samenspelen. Over vormgeving leerde ze op school nauwelijks iets. Veel heeft ze zichzelf aangeleerd, door te lezen bijvoorbeeld, en later aangevuld tijdens haar studie aan de kunstacademie in Tilburg. Dat ze daar de docentenopleiding volgde, was eerder een praktische keuze dan een roeping, gemotiveerd door haar moeder, maar gaandeweg groeide het besef dat juist in het onderwijs haar kracht ligt. Haar ervaring als student aan de Willem de Kooning Academie bevestigde dit en inmiddels is ze een docent die betekenisvol werken centraal stelt. Vorm is voor haar geen stijlkeuze, maar een manier om je ergens toe te verhouden, en om positie in te nemen. Dat activistische, dat bewuste, probeert ze ook aan studenten mee te geven. Wat telt, is het proces, de reflectie, en het bewustzijn van wat vorm teweeg kan brengen én de verantwoordelijkheid die je daarvoor neemt.
17. Van vakmanschap naar vormkracht
Al op jonge leeftijd wist hij dat hij dingen wilde maken. Op de basisschool keek hij met aandacht naar de vormen van auto's, boten en gebouwen, zonder te weten dat daar een woord als 'vormgeving' voor bestond. Het was zijn nieuwsgierigheid naar materialen en technieken die hem naar de LTS leidde, en vervolgens naar de MTS, waar hij hout, metaal, elektronica en schilderen leerde. Pas later ontdekte hij dat er zoiets bestond als de Academie voor Industriële Vormgeving. Vanaf dat moment was het duidelijk: hier lag zijn pad. Aan de Design Academy verdiepte hij zich verder. Het brede basisjaar gaf hem toegang tot een rijkdom aan materialen en benaderingen: van textiel tot keramiek, van beeldhouwen tot ruimtelijke experimenten. Daarna begon hij zijn eigen ontwerpstudio en combineerde dat jarenlang met gastdocentschap. Inmiddels werkt hij al geruime tijd als docent, waar hij zijn brede ervaring inzet in het begeleiden van studenten. Wat hij studenten wil meegeven, is helder: kunnen onderzoeken, een concept ontwikkelen, dit overtuigend visualiseren en presenteren — en vooral, dit alles in relatie tot een context of opdrachtgever. "Ik vind het mooi als het gekoppeld is aan een vraag van buiten. Dan kun je altijd terug naar: is de opdrachtgever tevreden en waarom?" Hij gelooft sterk in het belang van een stevige basis. Niet alleen in technieken, maar ook in houding: durven falen, doorvragen, zelfreflectie. En hij benadrukt het belang van afstemming met de praktijk. "Als een student op stage constant het gevoel heeft tekort te schieten, heeft niemand daar iets aan." Vormgeven leer je in dialoog — met materiaal, met mensen, met de wereld.
18. Alles is vormgegeven
Hij herinnert zich nog goed hoe zijn oom hem op jonge leeftijd liet zien dat alles om ons heen ooit door iemand is bedacht en vormgegeven. De tafel, het landschap, de kleding - niets is toevallig. Zijn fascinatie voor die bedachtzaamheid vormde het begin van zijn pad als ontwerper. Niet via directe familie, maar via een oom in Duitsland met een standbouwbedrijf, leerde hij hoe belangrijk cultuur is - en hoe vormgeving daar een cruciaal onderdeel van is. Thuis was er weinig speelgoed, maar dat bleek juist een bron van creativiteit. Waar anderen speelden met dure action figures, tekende hij zijn eigen personages - Star Wars, Spiderman - plakte ze op wc-rolletjes en bouwde kastelen van dozen. Zo ontstond zijn eigen wereld, waarin hij niet slechts naspeelde, maar vormgaf. Na jaren werken en ontwerpen - en een tijd waarin het maken wat naar de achtergrond verdween - keerde hij onlangs terug naar het ambacht. Tijdens de bouw van zijn eigen huis in Eindhoven begon hij weer te maken. De trap die hij ontwierp bleek tijdens het bouwen iets anders nodig te hebben dan vooraf bedacht. En juist dát moment - het aanpassen, het vertrouwen op je gevoel, het openstaan voor wat zich aandient - herkent hij als de essentie van zijn manier van werken. Voor hem zit het plezier in het maken zelf: het ontdekken van nieuwe ideeën terwijl je bezig bent, het toelaten van wendingen, het loslaten van de eerste oplossing. Hij gelooft sterk in het belang van succeservaringen, en van het besef dat er nooit één juiste oplossing is. "Een trap kan op miljoenen manieren vormgegeven worden. Dat is wat het vak zo mooi maakt." Die openheid en het vertrouwen dat iets onderweg nog beter kan worden, geeft hij nu door aan zijn studenten.
19. De kracht van beperking en materiaal
Zijn eerste herinneringen aan vormgeving liggen op zolder, in het atelier van zijn vader - grafisch vormgever en stylist. Tussen geboortekaartjes, mooie meubels en zorgvuldig gekozen materialen, leerde hij kijken. Niet zozeer met het oog van een maker, maar met een gevoeligheid voor esthetiek en sfeer. Die omgeving legde een basis die hij pas veel later bewust begon te begrijpen. Zijn eigen pad verliep niet lineair. Hij begon aan het grafisch lyceum, maar stopte voortijdig. Werkte als stukadoor, volgde de fotovakschool in de avonduren, en ontdekte bij een ruimtelijk vormgeefbedrijf dat hij goed was in 'sculpteren' - niet opbouwen, maar juist materiaal weghalen. Het ging vanzelf. Hij had niet zozeer geleerd, maar voelde intuïtief hoe het moest. Daar ontdekte hij wat hij noemt """de obsessie voor materiaal". Vormgeven begint voor hem vanuit het tactiele, vanuit experiment, vanuit doen. Pas op de academie vond hij een verdieping die verder ging dan techniek en uitvoering. Hij ging schrijven in plaats van maken. Zijn scriptie werd een reeks gedichten. En misschien nog belangrijker: hij werd daarin serieus genomen. Dat gevoel, van erkenning zonder dat je precies weet waar het naartoe gaat, probeert hij nu door te geven aan zijn studenten. Hij gelooft sterk in de kracht van beperking. Niet als beperking in negatieve zin, maar als een hulpmiddel dat creativiteit oproept. Een compositie zonder centrale focus, een werk zonder lijn, een opdracht met strakke kaders - daarin ligt vrijheid. Hij moedigt studenten aan om zonder angst een nieuw gebied te betreden, om te vertrouwen op wat zich aandient, en om het oordeel uit te stellen tot het proces is doorgelopen. Voor hem is goed onderwijs: ruimte maken voor durf, materiaal serieus nemen, en samen de waarde van het onbekende verkennen.
20. Van spelregels naar ontwerpprincipes
Zijn vroegste herinnering aan vormgeving is er een van spel en improvisatie. Als kind verzon hij ter plekke spellen voor vriendjes, geïnspireerd door de plek waar ze op dat moment waren: een open veld, een rij bomen, een straat vol mogelijkheden. De regels waren vloeibaar, de vormen flexibel - altijd afgestemd op wat voorhanden was. Vormgeven betekende: gedrag beïnvloeden, ervaring regisseren, vrijheid vormgeven. Hij volgde Havo en studeerde daarna ICT & Multimedia Design aan Fontys. Zijn opleiding bood kaders, regels, richtlijnen. Hij nam ze aanvankelijk voor waar aan. Pas later realiseerde hij zich hoe subjectief deze kaders eigenlijk zijn - ook al doen ze zich objectief voor. Dat besef, die verwarring, keert later terug in zijn onderwijspraktijk. Als docent bij SintLucas (inmiddels al meer dan elf jaar) werkt hij vanuit een overtuiging dat alles aanpasbaar is. Hij ziet vormgeving niet als iets vaststaands, maar als een continu onderhandelbare werkelijkheid. Toch grijpt hij nog regelmatig terug op basisprincipes als "functie boven vorm", de gestaltwetten, en het adagium "less is more". Niet als dogma's, maar als bruikbare ankerpunten in een veranderlijke wereld. Wat hem drijft is de wil om studenten te laten ontdekken dat vormgeving altijd gaat over keuzes maken - over gedrag sturen, betekenissen oproepen, situaties ontwerpen. En dat regels, hoe handig soms ook, nooit het laatste woord hebben. Het spel is altijd in beweging.
21. Tussen schaal en verbeelding
Vormgeving begon thuis, aan de keukentafel waar haar vader schaalmodellen bouwde. Geen speelgoed, maar miniaturen van complete steden, gebouwen die nog alleen op papier bestonden. Hij werkte voor architecten die hun ideeën tastbaar wilden maken - een manier om een visie over te brengen, om mensen iets te laten zien wat er nog niet was. Die wereld van precisie, van maquettes die verhalen vertelden, werd haar eerste inkijkje in de kracht van beeld. Op de basisschool begon het eigen maken: een steen kiezen, zien wat het kon worden, en dat verbeelden in verf. De middelbare school bood gelukkig ruimte voor creativiteit. Dankzij een oplettende CKV-docent ontdekte ze dat tekenen en schilderen niet het eindpunt waren, maar het begin van een veel grotere wereld van visuele communicatie. Ze twijfelde tussen wiskunde en iets creatiefs - het werd dat laatste. Ze startte aan de lerarenopleiding in Tilburg, de ABV, waar ze in een breed oriënterend jaar van alles kon doen: brons gieten, beeldhouwen, stoelen ontwerpen. Die diversiteit beviel haar. Daarna volgde de Design Academy, waar ze veel leerde, maar de sfeer haar minder lag. Toch hield ze vol, uit nieuwsgierigheid en met een sterk gevoel van richting. In haar eigen praktijk is ze perfectionistisch en onderzoekend tegelijk. Ze is zich bewust van het belang van een open houding: kijken, experimenteren, proberen - dat is wat ze haar studenten wil meegeven. Vormgeven begint voor haar bij nieuwsgierigheid, bij de bereidheid om je te laten verrassen. En bij het besef dat een goed idee niet altijd uit jezelf komt, maar vaak pas zichtbaar wordt als je het de ruimte geeft.
22. Bewust worden van vorm
Zijn eerste bewuste ervaring met vormgeving ontstond niet als kind, maar pas op zijn zeventiende, bij zijn start aan de kunstacademie in Kampen. Daar viel het kwartje: "Oh, wacht even, hier is iets aan de hand." Schilderen, kleurenleer, modeltekenen met houtskool, werken met papier, karton, metaal en keramiek, de veelheid aan technieken en materialen maakte hem alert op vorm, op de keuzes die eraan ten grondslag liggen, en op de taal die nodig is om ze te begrijpen en over te brengen. In zijn onderwijspraktijk is die basis nog altijd leidend. Hij hamert op begrippen als vlak en volume, op het verschil tussen een cirkel en een bol, een vierkant en een kubus. Vorm is niet alleen visueel, maar ook talig en technisch. Hoe houd je een mesje vast? Wat doe je met een passer, een fineliner, een lineaal? Goed gereedschap vraagt om goede uitleg én toepassing. Studenten moeten het niet alleen begrijpen, maar vooral doen, en herhalen. Na jaren als gastdocent kwam hij door de coronacrisis in vaste dienst bij SintLucas, met een PDG als bijkomende voorwaarde. Sindsdien is zijn manier van lesgeven inhoudelijk grotendeels hetzelfde gebleven, maar zijn bewustzijn als docent is veranderd. Waar hij eerder op intuïtie vertrouwde, maakt hij nu bewuster keuzes in lesopbouw en didactiek. Toch blijft zijn voorkeur onverminderd uitgaan naar beginnen zonder lesbrief of strak plan: "Er is een basis, die zit in mijn kop." Die basis, vindt hij, is essentieel, en moet steeds opnieuw verankerd worden in een veranderende tijd.
23. Regie als vorm
Zijn fascinatie voor beeld begon vroeg, niet met een camera in de hand, maar met een LP in het hoofd. Als kind vroeg hij liever een plaat van de Rolling Stones dan speelgoed. Zijn vader begreep het niet goed, maar voor hem was het logisch: muziek, vorm, sfeer, dat hoorde allemaal bij elkaar. De videoclips op MTV, TMF en The Box voedden zijn verbeelding. Vooral de alternatieve bands trokken hem aan, vanwege de sterke, eigenzinnige beeldtaal. "Daar wil ik iets mee doen," wist hij al snel. Via een tip van een kennis kwam hij terecht op de Eindhovense School, het VMBO van SintLucas, waar hij mocht meelopen. Hij is nooit meer weggegaan. Na VMBO en MBO volgde een jarenlange periode als gastdocent, en inmiddels is hij al drie jaar in vaste dienst, met een PDG op zak en een eigen regiebedrijf. Wat hij in fictie vindt, is ruimte: ruimte om te verbeelden, te vertellen, te sturen. Op festivals is het beeld vaak technisch perfect, maar creatief ingekaderd. In fictie zit betekenis, gelaagdheid, invloed. Regie is voor hem dan ook meer dan techniek. Hij ziet het als het verbinden van verhaal en vorm, waarbij techniek in dienst staat van inhoud. In zijn lessen benadrukt hij die relatie: techniek is er om een boodschap te dragen. Studenten leren filmen, monteren, kleuren, maar altijd met het doel iets over te brengen. Hij benadrukt de meerwaarde van het combineren van techniek en concept. Niet óf vormgever óf technicus, maar beide begrijpen: dat is pas echt vakmanschap. Vanuit zijn ervaring als maker én als docent stimuleert hij studenten hun eigen toon te vinden, én te begrijpen wat er technisch nodig is om die overtuigend te laten klinken.
24. Vorm is code
Voordat hij ontdekte dat hij affiniteit had met programmeren, studeerde hij sociologie, eerst in Tilburg, later in Nijmegen. Niet de filosofische kant van het vak, maar juist de statistiek wist hem te boeien: tabellen, structuur, logica. Het was via deze route dat hij de overstap maakte naar programmeren. Waar wiskunde op de middelbare school hem nooit echt raakte, deed de helderheid van statistiek en later code dat wél. Voor hem ligt de kracht van programmeren dicht bij die van het ambacht. Een goede ambachtsman of -vrouw beheerst een techniek tot in detail, werkt met precisie, en begrijpt zijn of haar rol binnen een groter geheel. Net als een glas-in-loodspecialist maakt een software engineer een technisch onderdeel dat functioneert binnen een complex systeem. Binnen dat systeem zijn regels, conventies en structuren essentieel, en daar speelt vorm een centrale rol. In zijn onderwijs maakt hij dan ook graag het onderscheid tussen stijl en slordigheid. Wat sommige studenten bestempelen als 'eigen stijl', zoals onleesbare code of het negeren van basale afspraken, duidt hij liever als 'spaghetti', 'vies' of 'quick and dirty'. Zonder punten en komma's valt ook gewone taal uiteen. Een eigen stijl ontwikkel je volgens hem pas als je de regels begrijpt en doelbewust toepast. Niet in hoe je je variabelen noemt, maar in hoe je problemen structureel oplost.
Belangrijkste inzichten
Uit de antwoorden op de drie centrale interviewvragen die we voor dit deel van het onderzoek hebben geanalyseerd, komen zes opvallende thema's naar voren. Deze thema's werpen licht op hoe docenten bij SintLucas vormgeven, leren en doorgeven. De vragen richtten zich op drie momenten in hun ontwikkeling: (1) hun eerste — vaak nog onbewuste — herinnering aan vormgeving, (2) hoe en waar zij bewust leerden vormgeven of leerden over vormgeving, en (3) wat zij uit dat eigen leerproces vandaag de dag nog steeds doorgeven aan hun studenten.
- Oorsprong buiten school: Vormgeving wordt vaak eerst intuïtief ervaren
- Materiaalsensitiviteit: Vorm ontstaat in zintuiglijke interactie
- Proces en reflectie: Vormgeven is cyclisch, niet lineair
- Co-creatie: Leren als gedeeld proces, niet top-down
- Vorm als positie: Ontwerpen = verantwoordelijkheid nemen
- Vloeiende vormdefinities: Van muziek tot code: vorm kent vele talen
1. Vormgeving begint vaak buiten het onderwijs
Veel docenten ontdekten vormgeving vóórdat ze wisten dat het een vak was. Dit maakt hun relatie tot het vak vaak intuïtief, materieel en persoonlijk.
Voorbeelden:
- Profielschets 1: tussen tomaten en glas, in een kas
- Profielschets 8: in de werkplaats van een loodgieter
- Profielschets 21: aan de keukentafel, waar schaalmodellen van gebouwen stonden
- Profielschets 15: tijdens wandelingen waarin natuurlijke vormen werden besproken
2. De centrale rol van materiaal en zintuiglijkheid
Verrassend veel profielen benadrukken materiaalgevoeligheid, tactiliteit, en het kijken met de hand. Vormgeving wordt niet primair als theoretisch, maar als lichamelijk en waarnemend ervaren.
Voorbeelden:
- Profielschets 13: vorm is klank, gevoel, spanning in hout
- Profielschets 19: 'obsessie voor materiaal', via sculpturaal werk
- Profielschets 1: leren door te maken en herhalen
- Profielschets 24: programmeren als ambacht, met precisie en structuur
3. Proces, reflectie en iteratie als kernbegrip
Meer dan de helft van de geïnterviewden benoemt het belang van procesgericht leren: itereren, afstand nemen, opnieuw beginnen, keuzes bevragen.
Voorbeelden:
- Profielschets 9: bewust inzetten van divergent en convergent denken
- Profielschets 5: nadruk op waarom-vragen tijdens het ontwerpproces
- Profielschets 16: vorm als 'positie innemen' - reflectie als verantwoordelijkheid
- Profielschets 18: ontwerpen als open proces, waarin 'de eerste oplossing zelden de beste is'
4. Co-creatie en dialoog i.p.v. hiërarchie
Veel docenten zien zichzelf niet als een soort kennisoverdrachtsmachine, maar als mede-maker of begeleider in een gedeeld proces. Vormgeven is zelden solistisch.
Voorbeelden:
- Profielschets 9: "Ik zit niet in mijn eentje in een studio de wereld te verzinnen."
- Profielschets 17: "vormgeven leer je in dialoog, met materiaal, mensen, wereld"
- Profielschets 12: studenten mogen zelf hun route bepalen — regels als hulpmiddel
- Profielschets 7: feedback op het werk zelf, niet op het individu
5. Vormgeving als manier van betekenis geven of positioneren
Verschillende docenten koppelen vormgeving aan maatschappelijke verantwoordelijkheid, positionering of ethisch bewustzijn. Vorm = nooit alleen neutrale esthetiek, maar een manier om te handelen in de wereld.
Voorbeelden:
- Profielschets 16: vorm als "manier om positie in te nemen"
- Profielschets 20: vormgeving als gedragssturing — regels zijn onderhandelbaar
- Profielschets 13: vorm als resonantie, pas betekenisvol in ontmoeting
- Profielschets 5: elke keuze sluit ook iets anders uit
6. Brede definitie van vorm: van muziek tot code tot gedrag
De definitie van 'vormgeving' verschilt sterk en is in veel gevallen interdisciplinair.
Voorbeelden:
- Profielschets 13: vorm is klank en materiaal tegelijk
- Profielschets 20: vorm is gedrag ontwerpen, niet alleen beeld
- Profielschets 24: programmeren als vormtaal met regels en conventies
- Profielschets 6: animatie als vertelvorm, even geldig als tekening of installatie
Clustering
Naast de thematische analyse hebben we de antwoorden ook geclusterd op basis van de drie hoofdvragen van het interview. Deze driedeling — vertrekpunt, eigen leerroute en huidige onderwijspraktijk — laat zien hoe individuele ontwikkelpaden samen een breder beeld vormen van de didactische en vormgevende diversiteit binnen SintLucas.
1. De eerste clustering, vertrekpunt, brengt in kaart vanuit welke contexten en referentiekaders docenten hun begrip van vormgeving hebben ontwikkeld: van het ambachtelijke en materiële, via het visuele en beeldende, tot het conceptuele en reflectieve.
- Ambachtelijk & Materieel > Vormgeving via doen, techniek, werkplaats, handen: 1, 3, 8, 10, 17, 18, 19, 21, 24
- Visueel & Beeldend > Via tekenen, animatie, beeldcultuur, televisie: 4, 6, 7, 9, 14, 15, 16, 23
- Conceptueel & Reflectief > Via denken, reflectie, sociologie, muziek, gedrag: 2, 5, 11, 12, 13, 20, 22
2. De tweede clustering, eigen leerroute, toont de uiteenlopende wegen waarlangs docenten in het onderwijs terecht zijn gekomen — vanuit techniek of ambacht, vanuit kunstonderwijs, vanuit andere beroepsvelden, of vanuit een vroege, vanzelfsprekende gerichtheid op het visuele.
- Vanuit techniek/ambacht naar onderwijs: 1, 3, 8, 10, 17, 18, 24
- Vanuit kunst(academie) naar onderwijs: 5, 6, 7, 9, 13, 15, 16, 21, 22
- Vanuit niet-creatieve sector naar ontwerpwereld: 2, 11, 12, 20
- Altijd al gericht op vormgeving of visueel ingesteld: 4, 14, 19, 23
3. De derde clustering, centraal in huidige onderwijspraktijk, laat zien hoe deze achtergronden doorwerken in de manier waarop docenten vandaag de dag vormgeven aan hun lessen: van doen en materiaalgericht werken, via procesgerichte en reflectieve benaderingen, tot een meer persoonsgerichte focus waarin de student centraal staat.
- Doen, herhalen, materiaal centraal: 1, 3, 8, 10, 17, 19, 22, 24
- Procesgericht, reflectief, bewust van keuzes: 2, 5, 6, 9, 13, 16, 18, 20
- Persoonsgericht, student centraal: 7, 11, 12, 14, 15, 21